Voor het eerst gepubliceerd op Bazarow en Trouw
Recensent Ger Leppers.
Heerlijke literaire thriller over de Middeleeuwen, de zwarte pest, de inquisitie én Meester Eckhart
Een verhaal dat zich afspeelt in de Middeleeuwen, met monniken als belangrijkste personages en opgebouwd rond een detectiveachtige plot waarin een bijzondere rol is weggelegd voor een geheimzinnig manuscript. Is dit een quizvraag over Umberto Eco’s befaamde roman De naam van de roos? Mis! Bij het schrijven van de roman Askruis van de Fransman Antoine Sénanque zal de gedachte aan die roman wel degelijk hebben meegespeeld, maar Sénanque heeft de deodorantroller flink door de oksels gehaald om een eigen stempel te drukken op dit breed opgezette fresco, waarin zo uiteenlopende zaken als de razendsnelle verspreiding van de zwarte pest in West-Europa, de werking van de inquisitie en het denken van de beroemde mysticus meester Eckhart van Hochheim kunstig met elkaar zijn vervlochten tot een meeslepende thriller.
Toulouse
Aan het begin van de roman verlaten twee monniken hun klooster om in Toulouse velijn te halen. Dat is een kostbaar perkament, gemaakt van de huid van doodgeboren kalveren, waarop de prior van hun klooster zijn herinneringen aan meester Eckhart wil boekstaven. De vervaardiging van dit velijn is maar één van de dingen die door Sénanque uitgebreid uit de doeken wordt gedaan. De auteur heeft er slag van om zulke ambachtelijke details met grote precisie uit te leggen, waardoor het de lezer te moede is alsof hij de geuren opsnuift en de oppervlakte van de dingen betast. Ook moeten de monniken, ten behoeve van het manuscript, groen vitriool meebrengen, dat “goed hechtende inkt van een diepzwarte kleur” oplevert. De prior heeft het voornemen om alles wat hij zich van het doen en laten van meester Eckhart herinnert aan het papier toe te vertrouwen, en voor zo’n belangrijk, uniek geschrift, waarvan hij zelfs denkt dat het de kijk van de mensheid op de geschiedenis kan veranderen, is alleen materiaal van de beste kwaliteit toereikend. Wat aanvankelijk een tamelijk onschuldige boodschappentocht lijkt, ontaardt echter al heel snel in een baaierd van verraad, intriges en verwikkelingen die in deze ingenieus opgezette roman over elkaar heen buitelen totdat, pas in de allerlaatste zin van het boek, alle verhaalelementen met een paar simpele en laconieke woorden op hun plaats vallen.
Rijnlandse mystiek
De historische meester Eckhart was een van de fascinerendste en belangwekkendste denkers uit de geschiedenis van het Christendom, grondvester van de zogeheten Rijnlandse mystiek, beroemd om zijn preken. Hij is geboren rond 1260 en wordt geacht te zijn gestorven in Avignon in 1328. Volgens andere bronnen zou hij in dat jaar in of nabij Keulen zijn overleden. Kort na Eckharts vermoedelijke dood werd een deel van zijn uitspraken door de Rooms-Katholieke kerk verworpen als “onwelluidende ideeën die het begrip te boven gaan.” “Hij wilde meer weten dan gepast was,” luidde het ietwat merkwaardige oordeel van de Kerk.
De toedracht van de dood van meester Eckhart is dus in raadselen gehuld, en daarvan maakt Antoine Sénanque in zijn roman behendig gebruik. Hij laat Eckhart nog twee decennia langer leven dan de geschiedschrijvers aannemen. Die laatste twintig jaren slijt Eckhart als een kluizenaar, verbitterd door alles wat hem is overkomen en aangedaan. Van iedereen, ook van God, vervreemd bewoont hij een hutje op de Krim dat hij deelt met een leger ratten. Hij blijkt daar een duivels wraakplan te hebben uitgebroed. De kans dat de gebeurtenissen zich in werkelijkheid afgespeeld hebben zoals in het boek wordt beschreven is weliswaar verwaarloosbaar, maar binnen de zorgvuldig uitgewerkte opzet van Sénanques romanintrige heeft de onthulling de uitwerking van een atoomontploffing – om er maar eens een anachronisme tegenaan te gooien.
Bijfiguur
Vrijwel alles wat de lezer van dit boek over Eckhart en zijn denken te weten komt, verneemt hij overigens op een indirecte manier, uit de mond van Guillaume, de prior en jarenlange leerling van de dominicaner meester. Deze Guillaume heeft “de grootste aller meesters” in zijn jeugd leren kennen aan de Parijse Sorbonnne-universiteit. Hier hanteert Sénanque een procedé dat al in heel wat historische romans goede diensten heeft bewezen: wanneer een beroemd historisch personage ten tonele wordt gevoerd, zien we hem veelal door de ogen van een bijfiguur. Onze eigen Simon Vestdijk ging vijftig jaar geleden niet anders te werk in zijn zeer lezenswaardige roman ‘Het proces van Meester Eckhart’. Na een tiental jaren wordt Guillaume echter door de meester als leerling verstoten en wordt hij prior van een klooster in het zuiden van Frankrijk.
Ouderwets weerzinwekkend
Maar: de was- en rasechte schurk uit dit boek, de heerlijk ouderwets weerzinwekkende inquisiteur Louis de Charnes heeft lucht gekregen van Guillaume’s voornemen een boek over Eckhart te schrijven. Hij ziet daarin een mogelijkheid om op een ingewikkelde manier lang gekoesterde snode plannen tot uitvoering te brengen. Hij neemt één van de twee op boodschappen uitgestuurde monniken, Robert, gevangen en chanteert met die gevangenschap de andere monnik, Antonin, en later de prior: de onthullingen in de tekst die op het velijn zal worden gekalligrafeerd moeten hem helpen om een nieuwe, intensere vorm van inquisitie op te zetten. Die zou hem – als een James Bond-schurk avant la lettre – bijna een bijna onbeperkte inquisitoriale macht moeten opleveren.
De Krim
De pestepidemie van 1348 werpt over al deze gebeurtenissen een donkere schaduw. Bij de verspreiding van die pandemie speelde de belegering door de Tataren van de stad Kaffa, een Genuese handelspost aan de zijderoute, op de Krim, een belangrijke rol. De beschrijving van de manier waarop de Tataren, zelf kort tevoren door de pest getroffen, aan het eind van hun vruchteloze, twee jaar durende belegering de lijken van hun besmette soldaten met behulp van blijden over de vestingmuren de stad in slingerden is adembenemend. Nietsvermoedende, met de pest besmette stedelingen trokken, na de opheffing van het beleg, opgelucht naar Europa om daar, onwetend van wat zij aanrichtten, de ziekte te verspreiden. Ook aan dat deel van de intrige weet Sénanque nog tweemaal een onverwachte, dramatische draai te geven.
Antoine Sénanque heeft deze maalstroom van gebeurtenissen beschreven in een eenvoudige, onopgesmukte, soms zelfs wat vlakke taal, zonder mooischrijverij die de aandacht maar zou afleiden van de vele uitbundige verwikkelingen. Zijn huiswerk heeft hij goed gedaan: de lezer heeft het gevoel dat de middeleeuwen een stuk dichter bij zijn gekomen. De roman staat bol van de fascinerende (en leerzame!) bijzonderheden over allerlei uiteenlopende zaken, zoals het kloosterleven, de ketterij van de Broeders van de Vrije Geest, de werking van de inquisitie, de vervaardiging van velijn, de omgang met melaatsen, de geneesmiddelen die men indertijd tegen allerlei kwalen gebruikte en de werking die men aan verschillende kruiden toedacht, en niet in de laatste plaats de rivaliteiten en spanningen tussen franciscaner en dominicaner geestelijken. Zelfs van het abstracte, allesbehalve simpele en makkelijk toegankelijke gedachtengoed van meester Eckhart krijgt men bijna zonder er erg in te hebben een summier begrip – en dat zijn zeker niet de saaiste passages in het boek.
De hierboven aangevoerde vergelijking met Umberto Eco’s De naam van de roos doet Sénanques boek misschien ook meer kwaad dan goed. Askruis is minder filosofisch, lichtvoetiger en sneller, minder abstract – maar stilistisch ook beslist wat grofkluitiger. Het niveau van Eco’s meesterwerk haalt het boek daarom zeker niet. Maar het heeft de lezer ruimschoots genoeg te bieden om op eigen benen te kunnen staan en, al dan niet in de vakantie, goed te zijn voor heel wat uren meeslepend plezier.
Oorspronkelijke titel: Croix de cendre
Recensent(en): Ger Leppers
Bestelinformatie Askruis