Recensie door Marjon Nooij
Eerder verschenen op Met De Neus In De Boeken
Een obscure familie vergroeid met de muren van hun herenhuis
Christophe Boltanski (Boulogne-Billancourt, 1962), Frans auteur en journalist, debuteerde in 2015 met zijn autobiografische en wereldwijd vertaalde tragi-komische roman De schuilplaats. Hierin zet hij het Parijse herenhuis van zijn Joodse grootouders – aan de Rue de Grenelle – centraal. Niet alleen beschrijft hij zijn herinneringen en anekdotes uit zijn eigen jeugd – hij trekt op dertienjarige leeftijd bij zijn grootouders in – maar duikt dieper de geschiedenis in van deze symbiotische familie, die uiterst zonderling te noemen is.
‘Ik werk de Rue-de-Grenelle door alsof ik Cluedo aan het spelen ben. Door een gelukkig toeval zijn er evenveel pionnen als protagonisten. […] Ik hoef geen dobbelstenen te gooien. Ik kan eigenlijk maar één kant opgaan en ik verplaats me maar met één hokje tegelijk, eventueel twee als ze dezelfde functie hebben, zoals de keuken en de voormalige eetkamer. De vertrekken, die in elkaars verlengde liggen – hun grootste nadeel trouwens –, maken gangen overbodig en bieden geen zijwaartse ontsnappingsmogelijkheden. Bij elke ronde ontdek ik een nieuwe ruimte. […] In elke kamer van het huis roep ik een of meerdere personages op, ik trek hun alibi’s na, kom tot een hypothese en raak zo telkens weer een beetje dichter bij de waarheid.’
Het blijkt een behoorlijke zoektocht te worden, waarbij hij – het kleinkind – alleen beschikt over enkele foto’s en oude, verstofte boeken; de boeken die zijn grootmoeder onder het pseudoniem Annie Lauran schreef. De puzzel die de auteur op moet lossen is die van de namen en hun afkomst. Allereerst ontdekt hij dat er vele namen zijn voor dezelfde personen en ook over de juiste schrijfwijze van hun achternaam tast hij in het duister. De overlevering vertelt dat de Franse immigratiedienst het cyrillische schrift niet begreep, toen David rond 1895 vanuit Odessa, Rusland naar Frankrijk emigreerde.
Grootvader Étienne Alexandre wordt geboren in 1896 als enige zoon van David en Elena Boltanski, en weet zich op te werken tot vooraanstaand arts, met een geduldig luisterend oor, maar een week hart. Een prater is hij ook thuis niet.
Zijn twaalf jaar jongere, trotse en volhardende vrouw wordt als zevende kind en nakomertje geboren in een conservatief, armlastig gezin uit Bretagne.
´Bij haar doop huilde haar vader, Adrien. Wist hij toen al dat hij geen overgangsrite bijwoonde maar een overdracht? Hij had iemand voor haar gevonden die veel meer was dan een simpele stiefmoeder – een voogdes, een gefortuneerde vriendin die bereid was haar op te voeden en die haar later tot erfgenaam zou benoemen. Met de overdracht aan haar stiefmoeder wachtte hij tot ze de leeftijd had om naar school te gaan, zodat ze, ook al kon ze het niet begrijpen, zich bewust zou zijn van wat er gebeurde. Ze werd weggerukt bij haar familie, uit de kamer die ze met haar zussen deelde, uit haar stad met de granieten muren, weg van alles wat haar vertrouwd was, zelfs van de naam die haar bij de doop was gegeven. Haar adoptief moeder herdoopte haar, zoals je zou doen met een huisdier. Marie-Elise werd Myriam.´
Over haar leeftijd weigert zijn liefdevolle, maar dominante grootmoeder te praten. Als studente viel ze als een blok voor haar docent en is op heel jonge leeftijd met hem in het huwelijksbootje gestapt. Dan wordt ze door polio getroffen, waarna ze zich met krukken moet voortbewegen. Ze kan niet accepteren dat ze haar autonomie kwijt is en doet er alles aan om haar handicap te verbergen. Om zich te verplaatsen heeft ze een aangepaste Fiat 500, waarmee ze haar man naar zijn patiënten brengt en ze met zijn vijven op vakantie gaan. Ze slapen zelfs in de auto en voor Christopher is alleen de kofferbak nog beschikbaar, met de achterklep open voor de frisse lucht.
Grootvader zit tijdens de Duitse bezetting twee jaar ondergedoken in hun eigen huis, maar niet voordat hij – voor de schijn – van zijn vrouw is gescheiden en hij daarna ´verdwijnt´ met zijn koffertje. Deze jaren van gedwongen binnen zitten hebben ertoe geleid dat hij daarna ook liever binnenblijft. De oorlog ligt als een deken van collectief trauma over de familie heen. Dit leidt tot angst voor de buitenwereld en het gezin leeft – nogal onaangepast en teruggetrokken -, met zijn allen in één kamer. De hygiëne en kwaliteit van hun voedsel laat nogal te wensen over en de kinderen krijgen thuisonderwijs, wat hen bepaald geen windeieren heeft gelegd en grote talenten heeft ontwikkeld.
Boltanski heeft met dit journalistieke familieverhaal de geschiedenis gereconstrueerd en een heel rijk, gedetailleerd en visueel boek geschreven, met het huis als protagonist. Stilistisch heeft hij zich duidelijk laten inspireren door het experimentele en plotloze Het leven een gebruiksaanwijzing van Georges Perec, die de lezer labyrintisch, kamer voor kamer, door een flatgebouw leidt en zo steeds meer puzzelstukjes verzamelt. Het eerste citaat hierboven laat duidelijk de Pereciaanse invloed zien. De stijl en thematiek van Patrick Modiano, die zijn bewondering voor Perec niet onder stoelen of banken steekt, is ook terug te vinden. In zijn werk spelen herinneringen en de zoektocht naar het eigen verleden een grote rol.
De schuilplaats is geen boek om met tussenpozen te lezen, omdat de veranderingen van namen en de uitwaaierende geschiedenis voor verwarring kunnen zorgen. Het bij de hand houden van aantekeningen is hierbij een handig hulpmiddel.
Boltanski is er, met hilarische toetsen, maar zonder vals sentiment, in geslaagd om een boeiende en toegenegen vertelling te schrijven over de dramatiek en de ontwrichtende effecten van de Tweede Wereldoorlog.
–
Vertaling: Precilla van Zoest
Bestel De schuilplaats hier