Na de eerste opwinding over hun huwelijkse leven in Parijs, voelt Claudine zich rusteloos en ontevreden. Claudine en haar echtgenoot Renaud kibbelen voortdurend met elkaar en zij vindt dat hij te weinig aandacht voor haar heeft. Maar dan ontmoet ze op een dag de mooie, supervrouwelijke Rézi en begint een hartstochtelijke en hartverscheurende relatie met haar. De voyeuristishe Renaud moedigt deze liaison aan, maar wat Claudine niet weet, is dat ook hij het bed met Rézi deelt. Wanneer ze hier uiteindelijk achter komt, vertrekt ze woedend naar haar geboortedorp Montigny om bij te komen van het verraad van Renaud en Rézi.
Colette, voluit Sidonie-Gabrielle Colette (1873-1954) groeide op met haar broertjes en zusje in een dorpje in Bourgondië, in een huis vol honden en katten. Haar moeder maakte haar bewust van de wonderen der natuur – alles wat ‘ontkiemt, bloeit of vliegt’, hetgeen haar in haar verdere leven en schrijverschap zeer heeft beïnvloed.
Colette was een kleurrijk, excentriek en gepassioneerd mens, een vrouw die haar tijd ver vooruit was, die maatschappelijke stereotypen negeerde en alle etiketten afwees over wat een vrouw zou moeten zijn, net als George Sand vóór haar. Hoewel ze in zekere zin als feministisch kan worden beschouwd, was ze totaal niet politiek correct, liet ze zich geen label opdringen en hield ze zich verre van welke vrouwengroep dan ook.