Ze vertelden hem dat hij het op een dag zou begrijpen, na de oorlog. De oorlog is tenslotte niets voor kinderen.
De zevenjarige Julian wordt aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog door zijn tante Helena naar een kindertehuis in Parijs gebracht.
Voor een Joods jongetje lijkt Parijs een veiliger plek om op te groeien dan het communistische Warschau. Onderweg vertelt Helena hem een geheim dat zijn beeld van zijn familie volledig ontwricht. Eenmaal aangekomen in een vreemd land waar hij de taal niet kent, sluit hij vriendschap met een hond, die zo goed naar hem luistert dat andere kinderen denken dat hij de taal van de honden spreekt. Maar dan blijkt hij alsnog op de vlucht te moeten voor de oorlogsdreiging.
De jongen die met honden kon praten is het waargebeurde verhaal van een jongen die niet mocht opgroeien bij zijn ouders, en een leven lang op zoek is naar zijn werkelijke afkomst.